Friday, February 9, 2007

Kluitjesvoetbal, roddelnichten en glazenwassers

Arendo Joustra over de journalistiek:

“Slechte journalisten gaan af op andermans observaties, in plaats van de eigen. Ze wachten op anderen om een verhaal te brengen en vertellen hetzelfde verhaal als al die anderen. Zoals de verslaggeving in politiek Den Haag; het lijkt meer op kluitjesvoetbal!”

“Goede journalisten hebben een drang om een verhaal te vertellen, je bent eigenlijk gewoon een roddelnicht.“

“Je hebt als journalist een soort geilheid om je eigen verhaal te vertellen, waar het dan ook over gaat.”

“Journalisten zijn net glazenwassers. Je staat altijd van buiten naar binnen te gluren, en je bent er nooit echt bij.”

Mooie teksten, gesproken door een goed geklede, naar eigen zeggen leeghoofdige hoofdredacteur. Niks aan toe te voegen!

Sunday, February 4, 2007

Knap staaltje

Het diepgravende werk van de journalisten uit de film ‘All the Presidents Men’ is het schoolvoorbeeld van goede onderzoeksjournalistiek. In deze film brengen de journalisten Bob Woodward en Carl Bernstein duistere zaken aan het licht, die uiteindelijk leiden tot het aftreden van toenmalig president Nixon, door betrokkenheid bij het Watergate schandaal.

Woodward en Bernstein leken eindeloos geduld te hebben in hun onderzoek naar de waarheid, toen meer dan 30 jaar geleden. Deze journalisten deden al hun werk op een typemachine, met een ouderwetse draaitelefoon en telefoonboeken van het hele land. Van mobiele telefoons en internet hadden ze toen waarschijnlijk nog nooit gehoord.

De Nederlandse Vereniging voor Onderzoeksjournalistiek bestaat sinds 2002. Zij onderscheiden drie soorten onderzoeksjournalistiek. Als eerste noemen zij ‘schandalen blootleggen’. Ten tweede praten ze over de ‘toetsing van functioneren van overheid en andere organisaties’. Het ‘signaleren van culturele, economische en politieke trends, gericht op het opsporen van veranderingen in de samenleving’ wordt als derde soort onderzoeksjournalistiek genoemd. Tegenwoordig willen onderzoeksjournalisten in deze drukke, snelle tijden in ieder geval één van die soorten onderzoeksjournalist zijn. Maar het zou tegenwoordig met het internet en mobiele telefoons gemakkelijker moeten zijn om dieper en sneller te graven. Waarom is het dan zo dat scoops van zo’n enorme grootte weinig meer lijken voor te komen? Is dat misschien het journalistieke klimaat dat zo is veranderd? Of is dat de mentaliteit van journalisten? Misschien komt dit juist door alle vernieuwingen als het internet. Al onze levens liggen op straat en zijn ergens op het internet of USB-sticks te vinden, zelfs het liefdesleven van de president van Amerika. Wellicht denkt iedereen daarom nu wel twee keer na voor het begaan van zulke misdaden als Nixon en zijn mannen jaren daarvoor begingen.

Dit schrijvende op mijn laptop, met mijn mobiele telefoon in mijn zak kan ik eerlijk zeggen dat ik niet weet hoe ik in vroeger tijden zou hebben geopereerd als onderzoeksjournalist. Zou ik mezelf net als Woodward en Bernstein ook zo hebben vastgebeten in een onduidelijk en richtingloos verhaal? Zou ik dagenlang in de bibliotheek kaartjes doorspitten om te weten wie welk boek heeft geleend? Zou ik tientallen deuren in mijn gezicht dicht laten smijten? Woodward en Bernstein hebben met hun verhaal in ieder geval een knap staaltje onderzoeksjournalistiek geleverd: ze horen volgens mij door hun Watergate scoop bij alle drie de soorten onderzoeksjournalisten thuis. En dat met een typemachine en een draaitelefoon.

Sunday, January 28, 2007

Money, money, money

Het enige dat mij na de lezing van Peter de Jong in mijn hoofd blijft achtervolgen is datgene waar het in de wereld eigenlijk altijd om draait: geld, geld, geld. In de tegenwoordige journalistiek wordt het internet steeds belangrijker. Je kunt volgens De Jong ook maar beter niet bij een uitgever gaan werken, want die dondert straks keihard over het randje de ravijn in. Daar ligt de toekomst dus niet: die ligt in het internet. Ook wordt het publiek steeds belangrijker. Zij volgt het nieuws steeds vaker online en kan zelf ook haar ei kwijt, of het nou nieuws is of niet. Doordat journalistieke producten via het internet (vaak) geen inkomsten genereren van de lezers is vervelend. Dus moet je veel doen om die inkomsten toch ergens vandaan te halen: adverteerders. Daar draait het eigenlijk bij het internet vooral om. Want, zonder adverteerder geen product en zonder product geen lezer. Volgens De Jong spelen journalisten hierbij een belangrijke rol. Journalisten moeten zich meer gaan richten op de marketing van hun producten. Op het internet moet je mensen naar je product trekken, zoveel mogelijk page views krijgen. Natuurlijk begrijp ik dit, want lezers zijn belangrijk en je wilt je lezer bij je houden. Je moet weten waarom die lezers op jouw site kijken en hoe ze daar komen. Met behulp van allerlei Amerikaanse marketingtermen en belangrijke grafiekjes probeert De Jong zijn punt duidelijk te maken: Journalisten moeten door het internet steeds meer marketingtaken op zich nemen. De grens tussen marketing en journalistiek wordt door het internet steeds waziger.
Maar hoe moet dat dan als de geprinte media in het ravijn zijn gestort en het internet de wereld heeft overgenomen? Bestaan er dan enkel marketingjournalisten? Zullen er geen gewone marketeers meer zijn, maar moet de journalist ook alles op het gebied van marketing weten? Dat geloof ik niet en volgens mij is Peter de Jong daar zelf ook nog lang niet aan toe: hij heeft zijn sheets met prachtige grafiekjes en marketingtermen namelijk ook gewoon even van de marketingafdeling geleend.

Sunday, January 21, 2007

Stephen Glass was in ieder geval origineel!

Mooie verhalen. In geuren en kleuren. Wijde gebaren makend. Zijn ervaringen waren vaak hilarisch. Tijdens vergaderingen bij The New Republic stal hij de show. Een goede schrijver. Ook advies over andermans schrijven gaf hij als de beste. Iedereen hield van hem. Zelfs de president las zijn artikelen in Air Force One. Helaas, het bleken slechts hersenspinsels van een verwarde jongeman.

Iedereen, waaronder alle collega’s van Stephen Glass, is er jarenlang in getuind. Al die mooie verhalen, gebaren en ervaringen waren glasharde leugens. Hij verzon zelf een mooi verhaal, verzon er bronnen bij, vervalste zijn aantekeningen en publiceerde dit alles als feit. Wat mij het meest verwondert, is het feit dat hij hier zo lang mee door heeft kunnen gaan. Jarenlang werden zijn spinsels als waarheid verkocht en geslikt. Zelfs in het aan ‘fact-checking’ verslaafde Amerika, had niemand iets door. Zijn bronnen bestonden vaak niet eens, dus waarom kwamen zijn leugens en verzinsels niet eerder aan het licht? In Nederland wordt, vaak uit financieel oogpunt, veel minder aandacht besteed aan het checken van feiten en verhalen. Zijn bronnen daardoor niet nog gemakkelijker te fingeren? Ze worden immers toch niet gecheckt. Het zou mij daardoor niet verbazen als figuren als Stephen Glass in Nederland nooit ontdekt worden.

Wat dreef deze jongeman om zo’n lak te hebben aan de op waarheid gebaseerde fundamenten van de journalistiek? Waarom verzon hij al deze grootse verhalen? Eigenlijk is het simpel: hij was niet iemand die zijn verhalen aangereikt wilde hebben. Stephen Glass wilde mooie, originele verhalen schrijven in plaats van saaie, voorgekauwde stukken. Hij wilde niet schrijven over dingen die al vast stonden, of die eigenlijk door de overheid werden aangereikt. Eigen onderzoek was voor hem belangrijk, niet de agenda van anderen. Dit pleit voor hem. Hij gaat recht tegen het proces van de ‘agenda setting’ in. Iets dat volgens mij te weinig gebeurt in het huidige journalistieke klimaat. Steeds meer informatie wordt door persvoorlichters aangereikt en politieke belangen worden duidelijker. Stephen Glass verzette zich hier tegen. Ondanks alle leugens was met zijn verhalen boven alles in ieder geval wel origineel.

test

test test test